top of page

Wat weten we nu eigenlijk van het Nederlandse hockey?

Foto van schrijver: GRGTGRGT

Bijgewerkt op: 15 okt 2024

Onze soms wat minder geliefde buren, directe rivalen op het veld, worden steevast genoemd wanneer het onderwerp 'hockey' op tafel komt. Maar wat weten we nu écht van het Nederlandse hockey? We zijn een kijkje gaan nemen in het land van de tulpen om meer te weten te komen.


Het is zeldzaam om een gesprek te voeren over internationaal hockey zonder dat de inmiddels beruchte zin “ja, maar in Nederland…” valt. En toch weten we dat degene die dat zegt geen Nederlander is, nooit in Nederland heeft gespeeld en dat niemand in zijn familie daar heeft gespeeld. Maar het is dé autoriteitsuitspraak geworden in de hockeywereld, en niet zonder reden. De Nederlandse hockeyvelden hebben iets heiligs, en behalve de Arthur Van Dorens, Alexander Hendrickxen, Thomas Brielsen of Florent van Aubels van deze wereld, zijn er maar weinigen die de moeite hebben genomen om de waarheid aan de andere kant van de grens te verifiëren.


De passie van België voor hockey en de indrukwekkende resultaten van onze nationale ploegen, zelfs met de “diefstallen” van onze coaches, doen vermoeden dat het Belgische en Nederlandse hockey op gelijke voet staan. Maar is dat echt zo? Laten we eens enkele feiten op een rijtje zetten.


Wat het aantal geregistreerde spelers betreft, telt België tussen de 55.000 en 60.000 spelers (geen exacte cijfers) verdeeld over 109 clubs. In Nederland zijn er meer dan 260.000 licentiehouders verspreid over meer dan 320 clubs, wat neerkomt op vijf keer zoveel spelers en drie keer zoveel clubs. Maar je speelt natuurlijk maar met elf spelers in een kern van zestien, en ook de Nederlandse Hoofdklasse, hun ereklasse, telt slechts twaalf teams. Het zou wiskundig gezien niet correct zijn om te zeggen dat je vijf keer meer talent nodig hebt om daar door te breken, maar het is zeker dat de jungle daar veel dichter begroeid is. Je zal je dus stevig in het zweet moeten werken.


Toch heeft de populariteit van hockey niets te maken met de ouderdom ervan, want hockey ontstond in beide landen bijna op hetzelfde moment. In 1898 werd de Koninklijke Nederlandse Hockey Bond opgericht, terwijl in België de Royal Racing Club in 1891 werd gesticht en de Royal Léopold Club in 1893.


Wat deelname en successen op de Olympische Spelen betreft, ligt het verhaal anders, want België behoorde tot de eerste landen die een medaille in de wacht sleepten: brons in 1920 in Antwerpen, achter Denemarken (zilver) en Groot-Brittannië (goud).


De verklaring voor het Nederlandse succes moet je eerder zoeken in de periode na de Tweede Wereldoorlog, toen Nederland volop aan het heropbouwen was, en in de uitbreiding van sportinfrastructuren ver buiten de grote steden. De Nederlandse gemeenten investeerden in landelijke gebieden, waardoor hockey zich ook buiten de dichtbevolkte stedelijke centra kon verspreiden. En die strategie wierp zijn vruchten af. Zo zagen we een enorme toename van de populariteit van het dameshockey. In 1968 won het Nederlandse mannenelftal zilver op de Olympische Spelen in Mexico, wat de populariteit van hockey op scholen en universiteiten een flinke boost gaf. Het werd simpelweg de populairste sport onder studenten.


Door flink te investeren in het promoten van hockey op scholen heeft de Nederlandse Hockeybond een meesterzet uitgevoerd. In veel scholen maakt hockey deel uit van het sportcurriculum, met mogelijkheden om toernooien te spelen via schoolteams. Dit heeft hockey verankerd in het dagelijkse leven van jongeren en zijn populariteit behouden. Hockey slaagde er zelfs in om het heilige voetbal te beconcurreren en werd, naast voetbal, de tweede nationale sport.


De successen, de groeiende populariteit, de komst van kunstgrasvelden en de triomfen van clubs als Amsterdam H&BC, Bloemendaal en Den Bosch hebben het Nederlandse hockey naar ongekende hoogten gebracht. Dit creëerde een vicieuze cirkel: meer media-aandacht leidde tot investeringen van sponsors (vooral banken), wat op zijn beurt de ontwikkeling van nieuwe infrastructuren bevorderde.


In de afgelopen jaren was het Nederlandse hockey ook toonaangevend in inclusiviteit, door een gelijkwaardige interesse en populariteit te tonen bij zowel mannen als vrouwen, met als kroon op het werk de Olympische Spelen in Parijs.


En toch waren wij beter… In 2018, 2019, 2020 en 2021 versloegen we hen op het WK, het EK, de Olympische Spelen en in de FIH Pro League. We zijn de tweede Europese hockeynatie, met net als onze buren drie teams in de European Hockey League. We waren zelfs op een eendenpluim na om, net als zij, drie ploegen in de FINAL8 te hebben.


Net zoals onze buren, laten we trots zijn op deze sport en ze promoten bij al diegenen die op zoek zijn naar een sport voor hun kinderen. En als we op stap gaan, neem dan altijd een stick en een bal mee, want de beste reclame is nog altijd om het spel te spelen en anderen uit te nodigen mee te doen.

0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page